Langs de doorgaande weg, precies in een dalletje, waar daardoor de helft van ’t asfalt weggespoeld is bij de grote regens, en dus alle auto’s even stapvoets gaan, heeft Beauty haar palmoil factory. Olie uit de palmnoten. Grote trossen palmolienoten worden in zakken hier naartoe gebracht ter verwerking.
In september kwamen Mees en Nick, twee van mijn stagiairs (inmiddels weer thuis) hier terecht en vonden uit, wat het grote probleem is: alle verwerking vindt plaats in de open lucht. Als het regent of juist als de zon onbarmhartig schijnt, dan kunnen ze niet alleen hun werk niet (goed) doen, maar hebben alle materiële productiemiddelen gruwelijk te lijden. Dat nog even afgezien van de menselijke productiemiddelen. Nogal eenvoudig wat hier nodig is: een bouwwerkje. As simple as that. Hier noemen ze het al gauw een building, een structure, maar laten we het gewoon een overkapping noemen.
Begin oktober ben ik hier al eens geweest met Mr. Alex, onze communityman. Goed gesprek met madam Beauty, die hier nu de baas is, het bedrijfje van haar moeder heeft geërfd. Hoeveel handjes er hier verder aan de gang zijn? Niet zo eenvoudig te bepalen, maar minstens een tiental paar handen, voornamelijk van vrouwen. Mr. Alex laat me weten, dat dit best goeie business is. Maar er valt wat op af te dingen, want je wilt niet weten, hoe zwaar dit werk is en hoeveel uren de (voornamelijk) vrouwen maken, 7 dagen per week.
Mr. Alex legt me het productieproces uit. Het eerste proces: de palmnoten worden van de trossen verwijderd en in een grote emmer gegooid. Met de overblijvende stronken wordt verder niks meer gedaan.
Daarna volgt het tweede proces: het koken van de noten. Een hele grote pot staat klaar, vuur eronder en koken maar. De meeste noten knappen en een soort van ‘viber’ (dat is ’t woord dat Alex gebruikte) komt eruit. Duidelijk is dan al, dat hier veel vocht, olie dus, in zit.
Dan volgt het perswerk. Een joekel van een pan gaat onder een pers. Boven deze pers loop iemand rondjes met een dikke stalen buis in de hand; zoals een paard dat een molen laat draaien, rondjes lopend. Naarmate het perser dieper gaat, wordt het werk zwaarder. Ondertussen zie je dat uit die grote pan, met allemaal kleine gaten in de zijkanten, de olie er aan alle kanten uit lekt. Onderaan wordt de olie opgevangen in een bak.
De olie wordt nogmaals gekookt om al het water eruit te koken. De viber met nog veel niet-kapotte noten erin wordt weer ter hand genomen: het scheiden van viber en noten. Deze laatste noten worden ook nog geknapt voor de nog betere olie die erin zit. Het overblijvende viber wordt gebruikt voor brandstof, is een restproduct, maar geen weggooiproduct.
Als je toch bedenkt voor welk werk we in Nederland honderdduizenden mensen uit Oost-Europa laten komen, en dan ziet, wat men hier nog verhapstukken kan zonder te klagen, dan… pffff…
Eigenlijk zijn er op deze plek in het buurtschap Tenurase, een paar kilometer zuidelijk van Tinkong, twee palmolie fabriekjes. Eentje is voorzien van een nette overkapping. De palen zijn van hout, bepaald nogal dun. Het is duidelijk wel een nieuw bouwsel. Mr. Alex vertelt me, dat dit bouwwerkje is betaald door een deelnemer aan de ‘assembly man’-verkiezingen van november jongstleden. Dit was een PR-stuntje van deze man, zoals je dat vaker ziet in verkiezingstijd; hij verloor de verkiezingen. Ik weet nog dat in Karimenga, in het noorden van Ghana, éindelijk elektriciteit zou komen – ik was er toen kort voor de presidentsverkiezingen – en dat dat een stunt was van één van de kandidaten. Hij won niet en de aanleg, al bijna bij Karimenga aanbeland, kwam weer voor een jaar stil te liggen.
Alex liet me weten, dat vorige maand tijdens een storm deze overkapping stond te tollen op de smalle houten poten. De duurzaamheid is betwijfelbaar.
Naast dit bouwsel staat dus het bouwwerk van Beauty, met ondersteuning, financieel, van Mees en Nick gebouwd. Maar er zit nog geen dak op. Het geld was op. Het standaardverhaal. Nog nooit heb ik hier meegemaakt dat een vooraf bepaald budget toereikend bleek.
Wat je echter wel ziet: hier zijn dikke ijzeren palen, goed verankerd in de grond, aanwezig. Dit bouwwerk is veel degelijker. Het is alleen nog niet áf. Alleen de golfplaten moeten er nog op. Dat gaat zo’n 2000 cedis kosten, zeg maar zo’n 170 euro. Dat moeten we nog ergens vandaan zien te harken. Weet nog niet precies hoe we dat doen, maar er dienst zich hopelijk nog iets of iemand aan (wie??
Tikkie?
).
Tuurlijk is het hier altijd weer oppassen, voor wat voor karretjes je jezelf laat spannen. Het is daarom héél belangrijk om goed voorbereidend onderzoek te doen. Welnu, hier is 1 en 1 gewoon 2, zoveel is duidelijk. Ik ga het even aanzien en verwacht, dat ik voordat ik vertrek er wel voor kan staan, dat ’t afgemaakt wordt.